1 juni 2018

Middagdienst 1 juli 2018

Predikant:
Passage: 2 Timotheüs 2:1-13
Dienstsoort:

Intrededienst

Gz. 137: 1 en 2 (Liederenbundel Op Toonhoogte) – aangepaste tekst
Gz. 255: 1, 2, 3 en 4 (Liedboek)
Ps. 97: 1 en 6
Ps. 97: 7
Ps. 105: 1, 2 en 3
Gz. 175 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 (Liederenbundel Weerklank)
Ps. 150: 1, 2 en 3

Gz. 137: 1 en 2 (Liederenbundel Op Toonhoogte) – aangepaste tekst
1
Zegen hen op de weg die zij nu gaan.
Zegen hen op de plek waar zij nu staan.
Zegen hen in alles, wat U van hen verlangt.
O God zegen hen alle dagen lang!
Vader, maak hen tot een zegen; ga hen niet voorbij.
Regen op hen met Uw Geest, Heer, Jezus, kom tot hen
als de Bron van leven, die ontspringt, diep in hen.
Breng een stroom van zegen,
waarin U zelf steeds mooier wordt voor hen.

2
Zegen ons waar we in geloof voor leven.
Zegen ons waar we hoop en liefde geven.
Zegen om de ander tot zegen te zijn.
O God, zegen ons tot in eeuwigheid.
Vader maakt ons tot een zegen, hier in de woestijn.
Wachtend op Uw milde regen, om zelf een bron te zijn.
Met een hart vol vrede, zijn wij zegenend nabij.
Van Uw liefde delend,
waarin wij zelf tot bron van zegen zijn. (2x)

Gz. 255: 1, 2, 3 en 4 (Liedboek)
1
Ere zij aan God, de Vader,
ere zij aan God, de Zoon,
eer de Heil'ge Geest, de Trooster,
de Drie-een'ge in Zijn troon.
Halleluja, halleluja,
de Drie-een'ge in Zijn troon!

2
Ere zij aan Hem, Wiens liefde
ons van alle smet bevrijdt,
eer zij Hem Die ons gekroond heeft,
koningen in heerlijkheid.
Halleluja, halleluja,
ere zij het Lam gewijd.

3
Ere zij de Heer der eng'len,
ere zij de Heer der kerk,
ere aan de Heer der volken;
aard' en hemel looft Uw werk!
Halleluja, halleluja,
looft de Koning, heel Zijn kerk!

4
Halleluja, lof, aanbidding
brengen eng'len U ter eer,
heerlijkheid en kracht en machten
legt Uw schepping voor U neer.
Halleluja, halleluja,
lof zij U, der heren Heer!

Gz. 175 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 (Liederenbundel Weerklank)
1 (allen)
Ik zeg het allen, dat Hij leeft,
dat Hij is opgestaan,
dat met Zijn Geest Hij ons omgeeft
waar wij ook staan of gaan.

2 (allen)
Ik zeg het allen, en de mond
van allen zegt het voort,
tot over 't ganse wereldrond
de nieuwe morgen gloort.

3 (vrouwen)
Nu schijnt ons deze wereld pas
der mensen Vaderland:
een leven dat verborgen was
ontvangen w' uit Zijn hand.

4 (mannen)
Ten onder ging de sterke dood,
ten onder in de vloed;
nu straalt ons in het morgenrood
Zijn toekomst tegemoet.

5 (allen)
De donk're weg die Hij betrad
komt uit in ’t hemelrijk,
en wie Hem volgend op dat pad,
worden aan Hem gelijk.

6 (vrouwen)
Wees nu, wie rouw draagt, een voor al
getroost en wanhoop niet;
een weerzien zonder einde zal
verzoeten uw verdriet.

7 (mannen)
Nu is op aard' geen goede daad
meer tevergeefs gedaan,
want wat gij goed doet is als zaad,
dat heerlijk op zal gaan.

8 (allen)
’t Is feest, omdat Hij bij ons is,
de Heer Die eeuwig leeft
en Die in Zijn verrijzenis
alles herschapen heeft.